Is het Consent or Pay een acceptabel verdienmodel voor de AP?

30-04-2024

Is het Consent or Pay een acceptabel verdienmodel voor de AP?
De conclusie van de EPDB van 18 april 2024 over het CoP model.

Bij een CoP Consent or Pay model word aan de gebruiker van internet diensten een keuze gegeven (denk aan de grote platforms zoals Facebook en Instagram). De gebruiker mag kiezen tussen gratis of betaald gebruik van de diensten. Als er voor gratis wordt gekozen mag er gebruik worden gemaakt van de persoonsgegevens van de gebruiker en krijgt de gebruiker gerichte reclame. Het is dus niet echt gratis. Er wordt alleen op een andere manier betaald. Voor niets gaat de zon op en er moet toch ergens aan verdiend worden. En het staat de gebruiker vrij om geen gebruikt te maken van platforms als Facebook en Instagram.
Je dwingt niemand ertoe om te betalen of persoonsgegevens af te geven. Dit is een argument wat vaak wordt gegeven. Het klinkt logisch maar het voelt toch alsof er niets niet goed gaat.

Het Europees Comité voor gegevensbescherming of European Data Protection Board (EDPB) dacht daar anders over en vindt het Consent or Pay model in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om een aantal redenen:

Persoonsgegeven zijn geen handelswaar.
Het uitgangspunt van de AVG is dat persoonsgegevens niet als verhandelbare goederen worden beschouwd en er niet in mag worden. Persoonlijke gegeven moeten worden beschermd. Door hier een prijs te bepalen is het handelswaar geworden en dat is nu net niet de bedoeling.

Er is geen toestemming gegeven op de in de AVG voorgeschreven wijze.
De AVG is er duidelijk over. Voordat persoonsgegevens morgen worden verzameld moet de gebruiker hiervoor toestemming hebben gegeven. Wat toestemming is wordt in de AVG duidelijk omschreven. Dat lijkt op het eerste gezicht goed te gaan. De gebruiker geeft op de voorgeschreven manier een akkoord voor het gebruik van de gegevens. In het geval van grote platforms is deze gegeven toestemming volgende de EDPB toestemming niet voldoende. De EDPB heeft daarbij het volgende overwogen:

De bescherming van persoonsgegevens is er alleen voor wie dat kan betalen.
Door CoP wordt het fundamentele recht op gegevensbescherming een premiumfunctie. Bescherming van de persoonsgegevens is wordt daardoor draagkracht afhankelijk terwijl de AVG juist voor iedereen geldt.

De keuze wordt niet uit vrije wil gegeven.
Toestemming die niet is gegeven uit vrije wil is geen toestemming. Als betalen geen haalbare optie is er geen vrije wil. De EDPB is van mening dat door gebruikers alleen de keuze tussen wel of niet betalen aangeboden er een drempel ontstaat die gebruikers “duwt” richting een keuze (afgifte van persoonsgegevens). De vraag is of die vrije wil er echt niet is omdat gebruikers ook kunnen besluiten om dan maar geen gebruik te maken van de grote platforms. De conclusie van de EDPB is dat die optie in het geval van grote platforms geen echte optie is omdat die gebruikers worden geschaad om de volgende wijze:

Ongewenste uitsluiting.
Een gebruiker die geen persoons gegevens wil afgeven maar door een financiële drempel daartoe wordt gedwongen en dat niet kan of niet wil doet dat niet uit vrije wil door het gebrek aan alternatieven. Door geen gebruik meer te maken van een platform leidt de gebruiker schade . Die schade wordt veroorzaakt wordt door de ongewenste uitsluiting als gevolg van het CoP model van het platform. Deze gevolgen, deze nadelen voor de gebruiker worden door de AVG niet toegestaan.

Schade door uitsluiting van overheidsdiensten, sociale en beroepsactiviteiten.
De schade die ontstaat als gevolg van uitsluiting wordt veroorzaakt door de prominente rol van de platforms. Die zijn inmiddels zodanig verweven met de maatschappij dat de deelname eraan doorslaggevend is voor de deelname aan het sociale leven, de beroepsactiviteiten en toegang tot overheidsdiensten. Die wordt op een zodanig manier beperkt dat er sprake is van schade door uitsluiting.

Er is geen evenwicht.
Het succes van de grote platforms heeft geleid tot een onbalans in de verhoudingen tussen platform en gebruiker. Het gevolg hiervan is dat er niet snel kan worden gesproken van een vrijwillig gegeven toestemming. De AVG legt de plicht om aan te tonen dat er echte toe stemming is gegeven aan de aanbieder. In dit geval rust de plicht op de grote platforms. Die moeten bewijzen dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de gebruikers als die niet instemmen.

Er is geen noodzaak.
Er is voor het verzamelen van de persoonsgegevens geen noodzaak. De platforms hebben (al) deze persoonsgegevens niet nodig om de dienst te kunnen leveren. Het dient geen doel.

Conclusie – een gelijkwaardig alternatief -.
Het CoP model voldoet niet aan de vereisten van de AVG omdat de toestemming niet wordt verkregen volgens de vereisten van de AVG en ook niet nodig zijn voor een door de platforms geleverde dienst.
Het EDPB is van mening dat er een ‘gelijkwaardig alternatief’ moeten worden aangeboden waarbij er geen toestemming wordt gegeven voor de verwerking van persoonsgegevens voor gerichte reclame doeleinden, En er geen kosten aan verbonden zijn. In dat geval worden er bijvoorbeeld alleen algemene advertenties getoond.
De vraag is of de betaalde premium functie dan kan blijven bestaan omdat als er een optie bijkomt die geen toestemming vereist en niet leidt tot uitsluiting. Gebruikers die gericht advertenties willen zien kunnen alsnog toestemming geven.
De vraag is wat er gebeurt als de platforms gaan betalen voor het mogen leveren van gerichte advertenties of als extra opties aanbieden die geen enkel effect hebben op het leveren van de dienst. Er is dan wellicht wel een echte toestemming gegeven en er word geen schade geleden, maar persoonsgegevens zijn dan nog steeds handelswaar en dat is de voor de EDPB geen optie.